Keuzeformulier vernietigd vanwege dwaling
Een werknemer ontvangt een lagere transitievergoeding. Hij is met de werkgever in een keuzeformulier overeengekomen dat alle toekomstige pensioenpremies volledig met de transitievergoeding worden verrekend. Is de werknemer wel volledig en juist geïnformeerd? Was er bij een juiste voorstelling van zaken ook overeenstemming bereikt? Met andere woorden: was er sprake van dwaling en dient het keuzeformulier te worden vernietigd? In de op 10 februari 2020 gepubliceerde uitspraak boog de kantonrechter zich over (onder andere) deze aan elkaar verwante vragen (ECLI:NL:RBNHO:2019:10837).
Feitelijk:
Een werknemer is voor 100% arbeidsongeschikt en ontvangt een WIA-uitkering. De werkgever vraagt bij het UWV een ontslagvergunning aan omdat werknemer en werkgever geen overeenstemming bereiken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Na ontvangst van de ontslagvergunning stuurt de werkgever een keuzeformulier naar de werknemer.
De werknemer krijgt de volgende opties voorgelegd:
Zonder voortzetting pensioenopbouw
- een volledige transitievergoeding van € 58.911,10 zonder voortzetting pensioenopbouw; of
Met voortzetting pensioenopbouw
- een transitievergoeding onder aftrek van de premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid. Het totaal aan toekomstige premies is € 44.105,60 waardoor de transitievergoeding die overblijft € 58.911,10 minus € 44.105,60 = € 14.805,50 bedraagt.
Voor de kantonrechter staat dwaling vast:
Als werkgever moet je wel zeker weten dat een buitenlandse werknemer de volledig verstrekte informatie begrijpt. Voordat hij akkoord gaat met het voorstel. Zeker als een werknemer de taal beperkt machtig is, de materie complex is en de gevolgen voor de werknemer slecht zijn te overzien. Komt nog bij dat de werknemer voor dit gedeelte van het traject niet is bijgestaan door een deskundige. De werknemer heeft onweersproken gesteld dat als de werkgever ‘hem volledig en juist zou hebben voorgelicht hij het Keuzeformulier niet had ondertekend’. Het keuzeformulier wordt dan ook vernietigd vanwege dwaling.
Hierdoor krijgt de gewezen werknemer én een volledige transitievergoeding én een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Echter….
………de kantonrechter is het met de werkgever eens dat van de totale premie de eigen bijdrage van de inmiddels gewezen werknemer moet worden afgetrokken. Van de € 44.105,60 gaat dus 30% af. Dat is € 13.231,68, waardoor de werkgever nog € 44.105 – € 13.231,68 = € 30.873,92 aan de gewezen werknemer moet betalen. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst verandert niets aan het feit dat ook de gewezen werknemer zijn toekomstige eigen bijdrage moet betalen.
De eigen bijdrage geldt ook voor een gewezen werknemer
Dat de arbeidsongeschikte geen werknemer meer is doet niet ter zake. Terecht verwijst de kantonrechter naar de uitspraak van de Hoge Raad van 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0566:
‘Indien sprake is van pensioenaanspraken, brengt het einde van de arbeidsovereenkomst nog niet mee dat de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen als “uitgewerkt” moet worden aangemerkt. In dat geval wordt die rechtsverhouding, zij het met gewijzigde hoedanigheid van de partijen, voortgezet in de pensioenovereenkomst’.
Een logische conclusie volgt nadat alle stappen zijn doorlopen.
Vragen of wilt u een onafhankelijk pensioenadvies? Neem contact op.
Bijgewerkt op 17 februari 2020.