Pensioencheck
Klopt uw pensioenopgave? Hebben er pensioenwijzigingen plaatsgevonden met een grotere impact dan gedacht? De antwoorden op deze vragen leiden regelmatig tot verrassende inzichten. De pensioenopgaven zijn correct of er is een verschil omdat:
- er meer is beloofd dan dat er daadwerkelijk aan pensioen wordt opgebouwd. Hoe eerder de verschillen worden ontdekt én hersteld hoe beter. Wachten tot pensioendatum is in ieder geval niet verstandig;
- er met terugwerkende kracht sprake is van een verplichte aansluiting bij een pensioenfonds en deze verplichte pensioenregeling een hoger pensioen belooft; of
- de pensioenuitvoerder de administratie niet op orde heeft.
Een pensioencheck in een zo vroeg mogelijk stadium is geen overbodige luxe en is de manier om pensioenverschillen te ontdekken en eventueel tijdig te herstellen.
Pensioenchecks zoals:
- Pensioenwijziging (zo ook de vernieuwing van het pensioenstelsel);
- Baanwissel;
- Verplichte aansluiting pensioenfonds;
- Streefregeling; en
- ACTUEEL: Als het pensioenfonds de afgelopen jaren de pensioenen heeft verhoogd en uw pensioen eerder of nog steeds bij een verzekeraar is ondergebracht. Er was of is nog steeds sprake van een zogenoemde gedispenseerde pensioenregeling. Een QuickScan om te kijken of u recht heeft op een hoger pensioen is snel gemaakt! Zie ook het voorbeeld van het Pensioenfonds voor de Bouwnijverheid (BpfBouw).
“Een QuickScan is vaak al voldoende om eventuele verschillen te signaleren”
1. Pensioencontrole bij vernieuwing pensioenstelsel
In de nabije toekomst zal bijna iedere werknemer met een ingrijpende pensioenwijziging te maken krijgen naar aanleiding van de vernieuwing van het pensioenstelsel. Het gaat daarbij niet alleen om de aanpassing van het ouderdomspensioen. Ook het nabestaandenpensioen moet worden aangepast. Op basis van de Wet toekomst pensioenen. Kloppen de berekende gevolgen, is de juiste data vergeleken? Verstandig om dit te controleren. Op korte termijn want anders zijn de gegevens en uitgangspunten steeds moeilijker te achterhalen en de verantwoordelijken moeilijker aanspreekbaar.
De minister over de pensioencheck
In de nota naar aanleiding van nader verslag wetsvoorstel toekomst pensioenen vraagt de heer Omtzigt zich dan ook af hoe de deelnemer transparant kan nagaan of de berekeningen kloppen. Doelend op de vernieuwing van het pensioenstelsel. De minister geeft aan dat de deelnemer zijn laatste jaarlijkse pensioenoverzicht (UPO) als referentie erbij kan pakken ‘en bezien of de stand op het transitie-overzicht van de mee te nemen aanspraken plausibel is in verhouding tot de stand op het laatste reguliere pensioenoverzicht’.
Bij twijfel kan de deelnemer om een specificatie of herberekening vragen
De pensioenuitvoerder is verplicht de specificatie of herberekening op verzoek en kosteloos te verstrekken. Daarnaast zal de pensioenuitvoerder ook een berekening (op verzoek) van de transitie-effecten beschikbaar stellen. Complexe materie waarbij de werkgever, werknemer en ondernemingsraad zich kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk pensioenadviseur. Echter voordat u zich tot een pensioenadviseur wendt is het verstandig eerst zelf aan de slag te gaan. Al het huiswerk wat u zelf kunt doen scheelt immers tijd en kosten. Kloppen de uitgangspunten namelijk wel?
Alles op zijn tijd, een stapsgewijze controle
Kloppen de uitgangspunten?
Vóór bestudering van de effecten van de pensioentransitie moet er eerst worden nagegaan of de administratie van de pensioenuitvoerder wel klopt.
De gevolgen van de pensioentransitie zijn enkel te controleren als er vanuit wordt gegaan dat het jaarlijkse overzicht (en de administratie van de pensioenuitvoerder) vóórafgaand aan de transitie klopt. Het is onverstandig daar zomaar vanuit te gaan. Er zijn inmiddels meerdere artikelen verschenen in bijvoorbeeld De Groene Amsterdammer en de Geldgids november 2019: ‘Vergeten pensioenen’ waarin de auteurs hun zorgen onderbouwden over de kwaliteit van de data van verschillende pensioenuitvoerders en dat bepaalde uitkeringen onterecht niet hebben plaatsgevonden.
Overigens hoeft de schuld niet bij een pensioenuitvoerder (verzekeraar, pensioenfonds, premiepensioeninstellingen) te liggen. Soms zijn bepaalde wijzigingen gewoon niet (tijdig) doorgegeven. Dit artikel is er niet op uit een schuldige aan te wijzen maar om de pensioenen en de afspraken daarover te controleren.
2. Baanwissel
Bij het aangaan van een nieuw dienstverband wordt er vaak een pensioen aangeboden. Op basis van een verplichtstelling, collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of omdat de werkgever dat aan alle werknemers aanbiedt. In de praktijk vergelijkt de werknemer zijn nieuwe baan onder andere op salaris (tegenwoordige beloning) maar vaak niet op pensioen (toekomstige beloning). Dat is niet verstandig want als de nieuwe pensioenregeling soberder is, kan dat de voorgestelde vooruitgang in salaris volledig teniet doen.
Voorbeeld:
Stel, de oude en nieuwe pensioenregeling zijn beide premieovereenkomsten. Bij een premieovereenkomst bouwt de deelnemer een pensioenkapitaal op waarmee op pensioendatum een pensioen wordt gekocht. De pensioenhoogte is afhankelijk van de premie-inleg, beleggingsrendementen, rentestand, overlevingskansen en andere variabelen. De premie-inleg is van groot belang voor de kwaliteit van de pensioenregeling. Bij de oude regeling (vorige werkgever) was er sprake van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel (blauw gearceerd). De nieuwe premieovereenkomst (nieuwe werkgever) gaat uit van een vast percentage van 17%, leeftijdsonafhankelijk. In schema:
Verschillen onderbouwd
Cijfermatig zijn de verschillen als volgt: De werknemer in het voorbeeld is 50 jaar oud en verdient € 50.000. Over de pensioengrondslag wordt de premie berekend. De pensioengrondslag is het verschil tussen het salaris en de AOW-franchise. In dit voorbeeld € 32.000 (€ 50.000 – € 18.000). Bij de leeftijdsafhankelijke premiestaffel is de premie voor een 50-jarige: 19,1% x € 32.000 = € 6.112. Bruto op jaarbasis. In de nieuwe regeling is er sprake van een vast percentage van 17%. De premie is dan 17% x € 32.000 = € 5.440. Het verschil met de vorige regeling is € 672 (= 2,1% van de pensioengrondslag) en stijgt ieder jaar door loonsverhogingen en omdat in de vorige pensioenregeling sprake was van een progressieve premie. Over 10 jaar is het verschil daardoor 9,5% in plaats van 2,1% van de pensioengrondslag. Bij een gelijkblijvende pensioengrondslag is er dan sprake van een premieverschil op jaarbasis van 9,5% x € 32.000 = € 3.040. Goed om mee te nemen bij de onderhandelingen.
Meer over de verschillen tussen premieovereenkomsten is te lezen in het artikel ‘Premieovereenkomst wat is dat?’.
3. Verplichte aansluiting pensioenfonds
Als de huidige pensioenregeling ondergebracht bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling stopt en het pensioen bij een verplicht gesteld pensioenfonds moet worden ondergebracht verschillen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen meestal. De oude pensioenregeling kan uitgebreider of beperkter zijn. Het is belangrijk om de verschillen in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart te brengen. Dat voorkomt teleurstellingen achteraf. Een verschil kan al snel oplopen, pensioen betreft immers een levenslange uitkering.
Stel, de oude regeling ondergebracht bij een verzekeraar maakt gebruik van de 3% staffel (leeftijdsafhankelijke premie) uit het eerdere voorbeeld. Het verplicht gestelde pensioenfonds biedt een regeling met een vast percentage van 26% aan. Dan gaan de meeste werknemers er aanzienlijk op vooruit door de overgang naar het verplicht gestelde pensioenfonds. Met betrekking tot de toekomstige opbouw. Het kan zijn dat het bedrijf al veel eerder onder het verplicht gestelde pensioenfonds viel. Dan is er ook een verschil over de inmiddels verstreken dienstjaren.
Meer over wel of geen verplichte aansluiting is te lezen in het artikel ‘Totstandkoming pensioenregeling’.
4. Streefregeling
Er zijn in het verleden veel pensioenregelingen bij verzekeraars ondergebracht waarbij de pensioenuitkering niet vooraf vaststond. Het streven was de vooraf beoogde pensioenhoogte te bereiken. Echter een lage rente op pensioendatum kan roet in het eten gooien.
De werknemers zien de toezegging over de pensioenhoogte als vaststaand feit en komen er regelmatig (te) laat achter dat er geen sprake is van een garantie maar van het ‘streven naar’ een bepaalde pensioenhoogte. Er is geen gegarandeerde uitkering toegezegd, de zogenoemde streefregeling beoogt slechts.
Het pensioen is niet gegarandeerd en afhankelijk van meerdere factoren
In de jaren dat deze pensioentoezeggingen plaatsvonden was de rekenrente meestal hoger dan 5%. Naarmate de rente daalde moest de premie-inleg stijgen om werknemers een realistische kans te bieden het beoogde pensioen te behalen. Het aanpassen van de premie gebeurde tot een minimale rente van 4%. Als de rente in werkelijkheid lager was, werd de premie-inleg niet aangepast. Het argument hiervoor is dat op basis van fiscale wetgeving de minimale rekenrente 4% is. Als op pensioendatum de rente ook daadwerkelijk 4% bedraagt, is er geen probleem. Echter als de rente (zoals sinds 2008 het geval is) lager ligt dan 4% is het pensioenkapitaal te laag om daarmee het beoogde pensioen te kunnen kopen.
In de praktijk ontstaat er over de gevolgen van een te laag pensioenkapitaal en lage marktrente veel discussie rond pensioendatum. Beter is het om er samen eerder uit te komen. Ruim vóór pensioendatum. Dat kan als er tussentijds een pensioencheck plaatsvindt. Dan weet u of er sprake is van een pensioenverschil of niet.
Praktijkvoorbeelden streefregeling:
Bij aanvang pensioenregeling is de afspraak jaarlijks de premie aan te passen aan veranderende marktomstandigheden (zoals de rekenrente). Vastgelegd in een pensioenovereenkomst. Op deze manier blijft het benodigde pensioenkapitaal in het vizier, voldoende om op pensioendatum het beoogde pensioen mee te kunnen kopen. De rente was oorspronkelijk hoger dan 4%. Op pensioendatum blijkt de rente ongeveer 3% lager te liggen, namelijk 1%. Deze trend van een lage rente is al meer dan 10 jaar gaande. Toch is er gedurende alle opbouwjaren geen rekening mee gehouden. Het pensioenkapitaal is dan ook veel te laag om het beoogde pensioen te kunnen kopen. Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2021:4707): ‘de vordering van de werknemer tot nakoming van de pensioenovereenkomst is in beginsel toewijsbaar‘.
Een half jaar later acht het Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:2489) het in hoge mate aannemelijk dat partijen (werkgever en werknemer) – in de hypothetische situatie – in 2004 akkoord zouden zijn gegaan met de door de verzekeraar toegepaste minimum rekenrente van 4,4%. Dat was toen een redelijke rente en als partijen er niet mee akkoord zouden gaan was de gunstige fiscale omkeerregeling vervallen. Het hof gaat er daarom vanuit dat op basis van deze argumenten de werknemer er in 2004 mee akkoord zou zijn gegaan. De premie hoefde daarom in de tussentijd niet te worden aangepast aan de steeds lager wordende rente.
Twee verschillende uitkomsten over zaken die op het eerste gezicht veel overeenkomsten vertonen. Uiteindelijk is iedere uitspraak altijd afhankelijk van alle omstandigheden van het geval!
Conclusie
Een pensioencheck is geen overbodige luxe. Hoe eerder, hoe beter want het vergroot de kans eventuele fouten te achterhalen en waar mogelijk te herstellen of te compenseren.
Het is verstandig u bij deze vaak complexe vraagstukken te laten bijstaan. Als onafhankelijk pensioenadviseur ben ik u daarbij graag van dienst. Ik ben als volgt te bereiken: contact.
Bijgewerkt op 3 januari 2024.