Menu

Lijfrente of Experiment pensioenregeling zelfstandigen?

Lijfrente of Experiment pensioenregeling zelfstandigen?

Wilt u advies op maat?

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

In het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is terug te lezen dat er een arbeidsvormneutraal pensioenkader wordt beoogd. De tweede pijler (werknemerspensioen) en derde pijler (individuele lijfrente) zijn dan ook sinds de inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel naar elkaar toegegroeid. In dit artikel worden de lijfrente-mogelijkheden en het ‘Experiment pensioenregeling zelfstandigen’ kort besproken. Objectief want ik verkoop geen van beide producten. Producten en andere oplossingen zijn het gevolg van een gedegen pensioenplan. Een financieel plan hoort altijd het startpunt te zijn.

Indeling artikel:

Experiment pensioenregeling zelfstandigen

Beleggen in de tweede pijler

In de memorie van toelichting staat dat met de experimenteerwetgeving wordt beoogd ‘experimenten te faciliteren waarin het mogelijk is voor zelfstandigen om vrijwillig deel te nemen aan een pensioenregeling in de tweede pijler. Dit met als doel om te onderzoeken in hoeverre een dergelijke mogelijkheid de pensioenopbouw door zelfstandigen stimuleert’.

Zelfstandigen kunnen het deelnemersschap van een uit een dienstverband voortvloeiende pensioenregeling vrijwillig voortzetten. Als het pensionreglement deze voortzettingsmogelijkheid heeft opgenomen. Vaak is dat alleen bij pensioenfondsen het geval. In de praktijk maken deelnemers weinig gebruik van vrijwillig voortzetten. Waarom? Door onwetendheid maar ook omdat ondernemers bij de start van de onderneming zich niet meteen willen vastleggen tot een maximale premie-inleg. Helaas bieden veel pensioenfondsen geen diversiteit in premie-inleg. Het is alles of niets. Een ondernemer betaalt of de volledige premie of hij kan niet meedoen. Dan is de keuze vaak snel gemaakt, hij kiest voor vrijheid en lage verplichtingen.

Daarnaast is het geld in krappe tijden niet eerder beschikbaar (bij een lijfrente overigens ook niet). Tevens zijn de pensioenfondsen vaak niet transparant over wat er met het geld gebeurt. Een collectief pensioenfonds past wellicht minder bij een zelfstandig ondernemer die voor maatwerk gaat.

Pensioen opbouwen ondernemer (genoeg mogelijkheden)

Er zijn genoeg mogelijkheden voor zelfstandig ondernemers (ZZP en DGA) om een voorziening voor later aan te leggen. Mogelijkheden die flexibeler zijn dan de eerder besproken tweede pijler. Als ondernemers de noodzaak zien en voldoende winst maken kunnen zij onder andere kiezen voor een:

  • bankspaarrekening;
  • beleggingsrekening; en
  • lijfrentevoorziening.

Alle mogelijkheden inclusief voor- en nadelen zijn terug te lezen in het artikel ‘ZZP pensioen – begin met een plan‘.

Lijfrente

Derde pijler

Lijfrenteverzekeringen of lijfrenterekeningen optimaliseren de oudedagsvoorziening voor ondernemers en werknemers. Welke oplossing het beste past is altijd afhankelijk van uw persoonlijke wensen en situatie. Met een lijfrente kunnen de inkomsten voor later worden aangevuld. Voor ondernemers en werknemers met een niet optimaal werknemerspensioen. Er zijn verschillende lijfrentevormen.    

Een greep uit relevante lijfrentevormen:

  1. Pré Brede Herwaarderingspolis;
  2. Overbruggingslijfrente;
  3. Tijdelijke oudedagslijfrente; en
  4. Levenslange oudedagslijfrente.

Wanneer de premie is betaald, bepaalt voor veel lijfrenten de mogelijkheden

1. Pré Brede Herwaarderingspolis

Voor deze polis geldt als voorwaarde dat de premiebetalende lijfrenteverzekering voor 16 oktober 1990 is gestart en het verzekerde bedrag daarna niet is verhoogd. Of er is sprake van een eenmalige koopsom die is betaald vóór 1992.

Als aan de premie- of koopsomeis is voldaan mogen alle periodieke lijfrenten worden uitgekeerd tussen bijvoorbeeld uw 63e en 66e levensjaar of 64e en 67e levensjaar. Als de uitkeringen maar wel voldoen aan het 1% sterftekanscriterium. Dit criterium houdt in dat de kans dat u komt te overlijden binnen de gekozen uitkeringsperiode minimaal 1% moet zijn.

Voorbeeld Pré Brede Herwaarderingspolis

Stel, de overlijdenskans is gedurende een korte overbruggingsperiode van 3 jaar 2,2%. Daarmee voldoet de uitkering aan het 1%-sterftekanscriterium.

2. Overbruggingslijfrente

Als de premie voor 2006 is betaald, mag de uitkeringsduur net zoals bij een Pré Brede Herwaarderingspolis kort zijn. De ingangsdatum is ook vrij en de uitkeringen moeten (naar keuze) eindigen in het jaar waarin:

1. u 65 jaar wordt;
2. de AOW-leeftijd wordt bereikt; of
3. een pensioen van u ingaat.

De maximale uitkering van een overbruggingslijfrente is bruto € 63.288 per jaar. Een overbruggingslijfrente is alleen door een verzekeraar uit te voeren.

3. Tijdelijke oudedagslijfrente (premiebetaling tot 2014)

Als de lijfrentepremie tot 2014 is betaald en u wilt de tijdelijke lijfrente in een zo’n kort mogelijke periode laten uitkeren, dan mag de lijfrente niet eerder ingaan dan met 65 jaar. De minimale uitkeringsduur is 5 jaar. De maximale hoogte is bruto € 26.781 (2025) per jaar. Korter dan 5 jaar mag niet. Als de uitkering voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd ingaat, kan hij alleen als levenslange lijfrente worden aangeboden. En als het kapitaal hoger is dan het gemaximeerde jaarbedrag (in 2025: 5 x € 26.781 = € 133.905) moet de lijfrenteduur worden verhoogd totdat het past.

Voorbeeld tijdelijke oudedagslijfrente

Stel, het beschikbare lijfrentekapitaal is € 150.000. Dat bedrag gedeeld door 5 is hoger dan het jaarlijkse maximum. Wordt de uitkeringsduur echter verhoogd naar bijvoorbeeld 6 jaar, dan past het wel. Als volgt: € 150.000 / 6 jaar = € 25.000. Dat is een lagere uitkering dan de jaarlijks maximale uitkering van € 26.781 (2025).

4. Levenslange oudedagslijfrente (premiebetaling vanaf 2014)

Als de premie later is betaald (dus vanaf 2014), mag de tijdelijke uitkering pas vanaf AOW-leeftijd ingaan voor een minimale periode van 5 jaar. Gaat hij eerder in, dan is de uitkeringsduur levenslang. Bij een verzekeraar betekent levenslang tot het lijf ermee stopt. Bij een bancaire lijfrente (of beleggingsonderneming of beleggingsinstelling) is levenslang gelijk aan de jaren voor AOW-leeftijd vermeerderd met 20 jaar.

Voorbeeld levenslange oudedagslijfrente

Stel, de rente gaat 3 jaar eerder in dan de AOW-leeftijd, dan is daarmee de levenslange uitkeringsduur 20 plus 3 jaar is 23 jaar bij een lijfrenterekening.

Pensioen of een lijfrente?

De fiscale jaarruimte is sinds 1 januari 2023 van 13,3% naar 30% van de premiegrondslag gegroeid. Gelijk aan het nieuwe fiscale maximum van het werknemerspensioen (tweede pijler). Daarnaast vindt er bijvoorbeeld harmonisatie plaats op het gebied van de maximale premie-inlegduur en de termijn voor het niet benutten van de jaarruimte wordt verlengd van 7 naar 10 jaar (reserveringsruimte).

Een lijfrente is vaak interessanter naarmate de inkomsten in Box 1 zwaarder worden belast (in de hoogste progressieve belastingschijf) en de lijfrente pas tot uitkering komt vanaf AOW-leeftijd. Dan hoeft er namelijk geen AOW-premie meer over de uitkeringen te worden betaald.

Er zijn meer doorslaggevende verschillen en gelijkenissen tussen het tweede pijlerpensioen en de derde pijler (lijfrente) echter die haal ik pas uit de kast als u er daadwerkelijk wat aan heeft. De mogelijkheden moeten immers wel effectief worden ingezet. Het gaat altijd om maatwerk waarbij ik kan helpen. Voor een onafhankelijk pensioenadvies kunt u mij bereiken via: contact.  

Bijgewerkt op 26 mei 2025.