Wijziging nabestaandenpensioen
Pensioenakkoord wijzigt nabestaandenpensioen
Bij overlijden van een pensioendeelnemer zorgt het nabestaandenpensioen voor een inkomensaanvulling voor partner en kinderen. In het nieuwe pensioenstelsel komt het nabestaandenpensioen er anders uit te zien. De regering probeert met deze wijziging de achterblijvers financieel beter te beschermen. Wat er wijzigt, welke verbeteringen en waar u op moet letten wordt in dit artikel beschreven. Er zijn snellinks om snel naar het door u gewenste deelonderwerp te navigeren. De volgende:
- Partnerdefinitie;
- Nieuwe berekeningsmethode nabestaandenpensioen;
- Overgangsfase nabestaandenpensioen naar nieuw pensioenstelsel; en
- Reparatiemogelijkheden bij bijzondere gebeurtenissen.
Wat is een nabestaandenpensioen
Een nabestaandenpensioen bestaat uit een partnerpensioen en een wezenpensioen. Na overlijden van de deelnemer ontvangen de achterblijvers dit partner- en wezenpensioen naast een eventuele uitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Aan dit pensioen en ANW-uitkering zijn voorwaarden verbonden. Wat wijzigt er voor het nabestaandenpensioen? Daar kom ik op terug. Eerst is het belangrijk te weten wie er voor een partnerpensioen in aanmerking komt.
Partnerdefinitie, wie is partner?
Op dit moment is een partner:
- de echtgenoot,
- de geregistreerd partner, of
- de partner in de zin van de pensioenovereenkomst.
De partner in de zin van de pensioenovereenkomst wordt door werkgevers bepaald. Dus ook wie er onder het begrip ongehuwd samenwonenden vallen. Dit zorgt ervoor dat bijvoorbeeld bij een baanwissel ook de pensioenregelingen (oud en nieuw) op dit onderdeel moeten worden bestudeerd om meer duidelijkheid te krijgen over het partnerpensioen. Niet erg praktisch en een bron voor misverstanden. Dat kan anders.
Voorbeeld 1, partnerdefinitie (huidig pensioenstelsel)
Stel, de pensioenregeling van Karel was bij een verzekeraar ondergebracht totdat bleek dat het bedrijf onder de verplichtstelling van een pensioenfonds viel. Een verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds heeft grote consequenties. Meer over te lezen in het kennisbankartikel ‘Totstandkoming pensioenregeling‘. In dit voorbeeld valt het bedrijf inderdaad onder de werkingssfeer van het pensioenfonds waardoor de pensioenregeling van Karel wijzigt.
De pensioenwijziging heeft niet alleen grote gevolgen voor het ouderdomspensioen maar ook voor het partnerpensioen. De verzekerde regeling accepteerde ook ongehuwd samenwoners zonder notarieel samenlevingscontract als ze minimaal zes maanden bij elkaar woonden en voor elkaar zorgden. Dus was Karel die al zeventien jaar samenwoont met Stella en hun kinderen verzekerd. Ook zonder notariële samenlevingsovereenkomst zou Stella na zijn overlijden een partnerpensioen ontvangen.
Het verplicht gestelde pensioenfonds heeft echter andere voorwaarden. Zij eisen van ongehuwd samenwoners ongeacht de samenlevingsduur een bij de notaris vastgelegde samenlevingsovereenkomst. Dat blijkt uit het pensioenreglement, een document van tachtig bladzijden die door weinig deelnemers wordt gelezen. Dus is het nabestaandenpensioen ineens niet meer verzekerd en openbaart dit hiaat zich vaak pas bij overlijden. Daar probeert het nieuwe pensioenstelsel wat aan te doen.
Partnerdefinitie nieuw pensioenstelsel
De partnerdefinitie wordt in het nieuwe pensioenstelsel:
- echtgenoot;
- geregistreerd partner; of
- partner in de zin van de pensioenovereenkomst.
- Het moet gaan om een meerderjarige persoon (vanaf 18 jaar) die met de werknemer of ex-werknemer een gezamenlijke huishouding voert. Uitgezonderd: Ouders, overgrootouders, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, stief of pleegkind. Zij kunnen niet elkaars partner zijn.
Aantonen gezamenlijke huishouding
Een gezamenlijke huishouding kan op verschillende manieren worden aangetoond. Door middel van een:
- Notarieel samenlevingscontract. In het samenlevingscontract is minimaal vastgelegd dat de ongehuwd samenwoners voor elkaar zorgen en op hetzelfde adres wonen;
- Samenlevingsverklaring. Ook wel een partnerverklaring genoemd en die pensioenuitvoerders kunnen verstrekken. Beide samenwoners verklaren een gezamenlijke huishouding te voeren op hetzelfde adres, voor elkaar zorgen en dat zij in het kader van de pensioenregeling als partner willen worden gezien; of
- Samenlevingsverklaring (eenzijdig) waarin de achterblijvende partner achteraf (na overlijden) aannemelijk maakt dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, dat zij voor elkaar zorgden en samenwoonden op één adres. Dit kan bijvoorbeeld door aan te tonen dat ze minimaal zes maanden op één adres samenwoonden en er daarnaast sprake is van een gezamenlijk kind of het gezamenlijk bezit (of huren) van een woning. Of dat de overleden partner wel was aangemeld als partner voor de pensioenregeling van de achterblijver. Een eenzijdige samenlevingsverklaring kan alleen bij een onbepaald partnersysteem. Bij een onbepaald partnersysteem wordt er voor iedere deelnemer een partner- en/of wezenpensioen verzekerd. Pas na overlijden wordt onderzocht of er daadwerkelijk een partner was die aan de partnerdefinitie voldeed. De nieuwe partnerdefinitie is dus een uitkomst voor Karel uit het eerste voorbeeld.
Meld uw partner altijd aan tenzij de pensioenuitvoerder dat niet nodig vindt
Veel verzekeraars en premiepensioeninstellingen toetsen achteraf of er sprake was van een partner die onder hun definitie viel (onbepaald partnersysteem). Echter er zijn met name een aantal grote pensioenfondsen die vooraf geïnformeerd willen worden over het bestaan van een partner (bepaald partnersysteem). Vergeet haar of hem dus vooral niet aan te melden want ook al voldoet zij of hij aan de voorwaarden dan nog kan de pensioenuitvoerder bij overlijden het verzoek voor een partnerpensioen en/of wezenpensioen afwijzen.
Nieuwe berekeningsmethode nabestaandenpensioen
Naast de uniformering van het partnerbegrip, wat veel discussie moet voorkomen, wijzigt de berekening van het partnerpensioen en wezenpensioen.
De berekening van het partnerpensioen dat uitkeert bij overlijden op of na pensioendatum wijzigt niet. Echter de berekeningsmethodiek van het partner- en wezenpensioen dat uitkeert bij overlijden vóór pensioendatum wijzigt volledig. Tevens kan dit partnerpensioen voortaan alleen nog op risicobasis worden verzekerd.
Het wordt eenvoudiger. Echter door allerlei overgangsmaatregelen is het voorlopig complexer. Laat u eventueel bijstaan door een onafhankelijk pensioenadviseur om zo tot de meest passende oplossing te komen en deze complexe materie tijdig te doorzien.
Voorbeeld 2, baanwissel vóór de pensioentransitie
Karel besluit om na vierentwintig jaar (op vijfenveertigjarige leeftijd) de overstap te maken naar een andere werkgever. Het pensioengevend loon wijzigt niet. Het partnerpensioen was eerder verzekerd op risicobasis. Omdat de werknemer niet in de verzekerde periode is overleden is het partnerpensioen na beëindiging van het deelnemerschap vervallen. Het verzekerde risico (overlijden) heeft immers niet plaatsgevonden. Het partnerpensioen aangeboden door zijn nieuwe werkgever houdt alleen rekening met de dienstjaren die Karel nog in zijn nieuwe dienstbetrekking kan bereiken. De toekomstige dienstjaren dus. Dat zijn drieëntwintig dienstjaren, de eerdere vierentwintig tellen niet mee. Hoeveel krijgt de achterblijvende partner mocht hij voor pensioendatum komen te overlijden?
De berekening is als volgt:
Pensioengevend loon – AOW franchise = pensioengrondslag | € 25.000,00 |
Verzekerd opbouwpercentage partnerpensioen: | 1,16% |
Verzekerd partnerpensioen per dienstjaar (1,16% x € 25.000): | € 290,00 |
Verzekerd partnerpensioen nieuwe regeling 23 maal € 290,00: | € 6.670,00 |
Als het partnerpensioen voor de baanwissel op opbouwbasis was verzekerd zou het totale partnerpensioen na baanwissel niet omlaag gaan.
Ná de transitie is het partnerpensioen voor pensioendatum diensttijdonafhankelijk
Vanaf de pensioentransitie kan het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum er voor de deelnemer beter uitzien. Ongeacht het aantal dienstjaren kan maximaal 50% van het pensioengevend loon worden verzekerd. Dus 50% van € 40.000 is € 20.000. Dat is ook zonder baanwissel beter. De werkgever kan ook een lager percentage aanbieden. Lager dan 50%. Alles heeft immers een prijs. Als hij 35% of meer aanbiedt is de deelnemer uit het eerder besproken tweede voorbeeld beter af.
De werkgever hoeft niet het maximale percentage partnerpensioen te verzekeren
Als de werkgever budgetneutraliteit nastreeft (voor en na de pensioentransitie dezelfde kosten) is het goed mogelijk dat het partnerpensioen na de pensioentransitie slechts 25% van het pensioengevend loon bedraagt. Door het te verzekeren percentage te beperken is hij niet meer kwijt dan voorheen. Met als gevolg dat een bepaalde groep werknemers beter af is en een andere groep minder. Goed om op te letten en een eventueel verschil op te lossen (compenseren).
Andere voorbeelden (3) vergelijk voor en na pensioentransitie
Stel, eerder was het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. De werkgever gaat aan de slag met de pensioentransitie en biedt een partnerpensioen van 30% van het pensioengevend loon aan. Bij 30 dienstjaren zijn de verschillen als volgt (verticale as verzekerd bedrag, horizontale as het inkomen):
Bij 40 dienstjaren ziet het er als volgt uit:
Andere variabelen, salarisstijgingen, diensttijd van invloed op het huidige partnerpensioen zijn bij de bovenstaande voorbeelden geen rekening mee gehouden..
Overgangsfase nabestaandenpensioen
Er zullen werknemers zijn die tot de pensioentransitie een partnerpensioen hebben opgebouwd. Het opgebouwde partnerpensioen blijft bij de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel staan in tegenstelling tot een partnerpensioen op risicobasis dat alleen bij overlijden uitkeert. Zie de verschillen tussen een partnerpensioen op opbouwbasis en risicobasis tevens uitgelegd in de whitepaper ‘Pensioenoplossingen bij ontslag‘.
Voorbeeld 4
Stel, Karel heeft in vierentwintig jaar tijd per jaar 1,16% van de pensioengrondslag (€ 25.000) opgebouwd. Dat is een partnerpensioen van € 6.960. Als daar nog eens € 20.000 bijkomt (50% van het pensioengevend loon, het maximum in het nieuwe pensioenstelsel) is zijn totale partnerpensioen twee maal zo hoog als voorheen (eerder was het € 13.630).
Collega’s die pas sinds een paar jaar bij deze werkgever werken zullen minder hoog uitkomen. Echter niet lager dan voor de pensioentransitie. Dat komt omdat de werkgever voortaan 50% van het pensioengevend loon verzekert zonder rekening te houden met de eerdere opbouw. Al met al een dure grap waardoor veel werkgevers er niet voor kiezen 50% maar bijvoorbeeld slechts 25% te verzekeren. Vervolgens is het rekenen welke werknemers erop vooruitgaan en wie erop achteruitgaan. Degenen die erop achteruitgaan kunnen op verschillende manieren worden gecompenseerd. Het betreft altijd maatwerk! Een compensatie zou bijvoorbeeld een extra ANW-hiaat verzekering kunnen zijn. Of een tijdelijk aanvullend nabestaandenpensioen voor bestaande werknemers die door de omzetting anders te laag uitkomen. De verzekerde percentages die op het moment bekend zijn van een aantal grote pensioenfondsen zijn divers. Meer over te lezen in het artikel ‘Nabestaandenpensioen diverser dan ooit‘.
Reparatiemogelijkheden bijzondere gebeurtenissen (life events)
Echtscheiding, baanwisselingen en werkloosheid kunnen van invloed zijn op de hoogte van het partnerpensioen. De wet repareert een aantal ongewenst tekorten (dus niet allemaal).
Er zijn nu al meerdere reparatiemogelijkheden voorhanden. Zoals:
- Een gedeelte van het ouderdomspensioen ruilen voor een hoger partnerpensioen. Om te zorgen dat het ouderdomspensioen niet te veel ‘schade’ lijdt mag het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen bedragen;
- De pensioenregeling vrijwillig voortzetten (het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen); en
- Een particuliere overlijdensverzekering afsluiten.
Hier worden een aantal dekkingen aan toegevoegd. Wanneer? Dat is afhankelijk wanneer de wijzigingen in de pensioenovereenkomst worden doorgevoerd.
Uitloopperiode verzekerd (‘In between jobs’ – dekking)
Er is al dekking zolang een werkloze een WW-uitkering ontvangt. Daar komt nu een ‘in between jobs’ – dekking bij. De oude pensioenuitvoerder loopt door deze dekking voor 3 maanden een uitlooprisico. Sociale partners kunnen deze periode verlengen naar 6 maanden. De dekking eindigt eerder als de deelnemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aangaat. Ook het wezenpensioen wordt verbeterd.
Voortzetting partnerpensioen
Daarnaast kan ervoor worden gekozen alleen het nabestaandenpensioen voort te zetten en het ouderdomspensioen te laten voor wat het is. Alleen het nabestaandenpensioen voortzetten is een stuk goedkoper en wordt gefinancierd uit het aanwezig pensioenkapitaal bestemd voor het ouderdomspensioen. Pas daarbij wel op dat er genoeg ouderdomspensioen overblijft voor als u wel lang genoeg van het leven mag genieten.
Ik blijf de ontwikkelingen op de voet voor u volgen. Een onafhankelijk pensioenadvies gewenst? Neem contact op.
Bijgewerkt op 12 augustus 2024.