Waar ligt ondergrens voor verplichte deelname pensioenfonds MITT?
Waar ligt de ondergrens om onder het verplicht gestelde Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur, Tapijt- en Textielindustrie (MITT) te vallen? De grens wordt na iedere uitspraak duidelijker.
Update: Eind 2023 werd bekend dat MITT vanaf 2024 wel een hoofdzakelijkheidscriterium opneemt in een gewijzigd verplichtstellingsbesluit. Echter inmiddels is het verplichtstellingsbesluit nog steeds niet aangepast. De betrokken partijen zijn het nog niet eens geworden.
De te bespreken zaken speelden voor die tijd. Als er bij u een vraagstuk speelt die u objectief wenst te laten beoordelen neem dan contact op.
Vaak is de grens vastgelegd
Of een werkgever en zijn werknemers wel of niet onder een verplicht gesteld pensioenfonds vallen is afhankelijk van de feitelijke werkzaamheden. Vallen er activiteiten onder het verplichtstellingsbesluit en hoe verhouden die activiteiten zich tot de andere werkzaamheden? Als er in het verplichtstellingsbesluit een hoofdzaak-criterium is opgenomen is duidelijk waar de grens ligt. Bijvoorbeeld bij 50%. Maar wees gewaarschuwd, het kan zijn dat de werkuren van de werknemers die indirecte werkzaamheden uitvoeren (zoals administratie) worden meegerekend. Het meerekenen van de ondersteunende (indirecte) werkzaamheden was onder andere aan de orde in het Vector-arrest (ECLI:NL:HR:2012:BU9889).
Bij MITT ontbreekt het hoofdzakelijkheidscriterium
Bij het Pensioenfonds MITT is er geen hoofdzaak-criterium opgenomen in het verplichtstellingsbesluit. Dat kan ervoor zorgen dat de werkgever zich sneller verplicht moet aansluiten. Waar ligt nu de grens dat de werkgever en werknemers er wel of niet onder vallen? Jurisprudentie geeft ons een richting.
Twee uitspraken
- Rechtbank Den Haag sprak zich begin van het jaar uit (ECLI:NL:RBDHA:2023:3046). De betreffende werkgever heeft een groothandel in sportprijzen en aanverwante artikelen. Het maken van sportprijzen is zijn hoofdactiviteit. Het bedrukken van textiel is een bijproduct en vertegenwoordigt minder dan 5% van de omzet.
- In een andere zaak (ECLI:NL:RBNHO:2021:11361) uit 2021 is de onderneming een groothandel in bedrijfskleding en persoonlijke beschermingsmiddelen. Zestig procent van de bedrijfskleding wordt door de werkgever bedrukt en vertegenwoordigt in totaal 25% van de totale omzet. Deze zaak bespreek ik uitvoeriger in het artikel ‘Verplichtstelling pensioenfonds‘.
Waar trekt de kantonrechter de grens?
MITT vindt dat een onderneming zich al bij een verwaarloosbaar percentage van minder dan 1% moet aansluiten.
De kantonrechter in Den Haag vindt van niet. Minder dan 5% is verwaarloosbaar en zorgt niet voor een verplichte aansluiting. Eerder was 25% wel voldoende voor een verplichte aansluiting.
Zo wordt het steeds duidelijker.
Een andere recente Mitt-zaak is terug te lezen in het artikel LuxeTenten onder verplichtstelling mode en interieur (MITT) en Hoofzaak-criterium pensioenfonds.
Heeft u zelf een werkingssfeervraagstuk of behoefte aan een ander pensioenadvies over een pensioenvraagstuk? Neem contact met mij, Dirk-Jan Plate (onafhankelijk pensioenadviseur), op.
Bijgewerkt op 15 maart 2023.